Lezing uitgesproken op 22 september 2021 tijdens het politieke café in Noordwijkerhout door Henriëtte van Hedel, Woordvoerder van de Stichting Sociale Christendemocratie.
Dames en heren,
Op 1 oktober 2019 bezetten honderden protesterende boeren het Malieveld in Den Haag. In hun tocht naar Den Haag zorgde ze voor de langste ochtendspits ooit: er stond die dag 1.136 kilometer file op de Nederlandse snelwegen. De reden: de nieuwe stikstofmaatregelen van het kabinet en de provincies. Deze protestacties waren tegen de zin van de traditionele boerenorganisaties LTO en ZLTO, die er geen heil in zagen. Het waren individuele boeren en ad-hoc opgerichte actiegroepen die zorgden voor een van de grootste protestacties tegen een zittend kabinet in de geschiedenis.
Op 9 oktober 2019 trok de minister voor Medische zorg onder grote druk een wetsvoorstel in waarin het onderscheid werd geïntroduceerd tussen ‘gewone’ verpleegkundigen en regieverpleegkundigen. De totstandkoming van dit wetsvoorstel was het gevolg van een akkoord tussen de minister en de beroepsvereniging, die groot voorstander was van de introductie van dit onderscheid. Onder de 170.000 verpleegkundigen was er echter in het geheel geen draagvlak voor deze maatregel: er werd massaal geprotesteerd. Een spontaan actiecomité kreeg 50.000 steunbetuigingen. Het wetsvoorstel werd schielijk ingetrokken en het bestuur van de beroepsvereniging zag zich gedwongen af te treden.
Op woensdag 6 november 2019 staakten de leraren in het primair onderwijs. Daaraan was een roerige week voorafgegaan. Vijf dagen eerder, op vrijdag 1 november, hadden de organiserende vakbonden een akkoord bereikt met minister Slob van onderwijs. Er zou 460 miljoen euro ter beschikking worden gesteld, genoeg om de eerste gaten te dichten bij het verlagen van de werkdruk en het tegen gaan van het lerarentekort. Daarmee, zo kopten de kranten, was de lerarenstaking van de baan. Het kabinet had immers met de werkgevers en de onderwijssector een akkoord bereikt. Het liep echter anders. Onder druk van individuele leraren en informele actiegroepen, die via Twitter en Facebook campagne voerden, ging de staking gewoon door. De onderwijsbonden waren gedwongen hun steun aan het akkoord in te trekken. De voorzitter van de grootste vakbond moest aftreden.
In 2019 blies het poldermodel, na een lang ziekbed, zijn laatste adem uit. Het was het jaar van het volle Malieveld en van het maatschappelijk middenveld dat erachter leek te komen dat het niemand meer vertegenwoordigt. Het was het jaar van toenemende maatschappelijke ontevredenheid en toenemende polarisatie. En dat is er sinds die tijd niet minder op geworden. De coronacrisis heeft dat misschien enigszins aan het oog onttrokken, maar wie een beetje oplet, ziet geen verbetering.
De traditionele manier om draagvlak te creëren door het voeren van overleg en het sluiten van akkoorden met het maatschappelijk middenveld, werkt alleen als dit maatschappelijk middenveld ook daadwerkelijk de samenleving vertegenwoordigt. Het is geen gewaagde uitspraak om te stellen dat dit niet meer het geval is: het maatschappelijk middenveld is onmiskenbaar verstatelijkt.
De samenleving ziet dit maatschappelijk middenveld eerder als onderdeel van de staat, dan als een eigen, oprechte belangenbehartiger, en dit niet ten onrechte. Een overheid die akkoorden sluit met het maatschappelijk middenveld, lijkt voor iedereen behalve voor de betrokken beleidsmakers verdacht veel op een overheid die met zichzelf aan het onderhandelen is.
En dat zagen we in het bijzonder bij het energieakkoord in 2013 en het klimaatakkoord in 2019. Daarbij zijn door zogenaamde ‘tafels’ plannen gemaakt die grote gevolgen zullen hebben voor de Nederlandse samenleving. De plannen gaan niet alleen heel veel geld kosten, ze veranderen ook onze leefomgeving. En de plannen zijn gesmeed, buiten het oog van de kiezer, door ongekozen representanten. Deze vertegenwoordigen de industrie, de grote bedrijven en de door de overheid of loterijen gesponsorde belangenorganisaties. En als er al organisaties bij zaten die zelf hun broek kunnen ophouden, dan zaten ze er niet voor of namens hun achterban: ik ben lid van de ANWB vanwege de wegenwacht, maar ik voel mij niet gerepresenteerd door de ANWB als er bepaald wordt of en waar er enorme parken met windmolens moeten worden gezet.
Een groot deel van de Nederlandse bevolking voelde zich bij deze akkoorden op geen enkele manier vertegenwoordigd. Tijdens het sluiten van de akkoorden leidde dat slechts beperkt tot onrust, ik denk voornamelijk, omdat de gevolgen van veel van deze besluiten pas op de langere termijn zichtbaar zullen worden.
Dat gaat in de komende jaren gebeuren. De stijging van de energieprijzen is hier slechts een voorbode van. Dan zal ook blijken hoe essentieel werkelijk maatschappelijk draagvlak is: als dat ontbreekt, kunnen we politieke instabiliteit en maatschappelijke onrust verwachten, waarbij de huidige onrust en instabiliteit in het niet vallen.
Dames en heren,
Wij bij het CDA zeggen steeds dat we niet de markt, niet de overheid, maar de samenleving in het midden plaatsen. Dat uitgangspunt is goed. Maar in de praktijk betekent te vaak dat we ons toch richten op de markt en de overheid, die zich alleen voor de gelegenheid anders noemen. De markt – in het kleed van de belangenorganisaties van economische spelers – en de overheid – in het kleed van het verstatelijkte maatschappelijk middenveld – dat vaak voor meer dan 80% van de inkomsten afhankelijk is van overheidssubsidies.
De sociale orde die de maatschappelijk vrede en de economische voorspoed in het naoorlogse Nederland decennia heeft mogelijk gemaakt, bestaat niet meer. De structuren en instellingen die hierop gegrond waren, zijn echter blijven bestaan. Maar zonder de morele grondslag zijn deze structuren nutteloos en werken zij contraproductief. De in stand gehouden illusie van vertegenwoordiging, inspraak en overleg is een bron van maatschappelijke onvrede en frustratie als er van echte vertegenwoordiging, inspraak en overleg geen of (te) weinig sprake is.
De veranderingen in de sociale orde maken een herbezinning noodzakelijk, ook voor het CDA. Als we daadwerkelijk de samenleving in het midden willen plaatsen, dan moeten we dat ook in de praktijk doen. Dat betekent dat we geen bijzondere positie meer moeten vrijhouden voor verstatelijkt maatschappelijk middenveld, omdat dat de samenleving helaas niet meer vertegenwoordigt.
Als je wil dat met de belangen van de hele samenleving rekening wordt gehouden, moet je er in de eerste plaats voor zorgen dat iedereen een stem krijgt in het vormgeven van die samenleving. En dat betekent een eigen stem, en niet iemand die zonder jouw instemming jouw stem zegt te vertegenwoordigen. Als christendemocraten weten we immers dat niemand moreel perfect is, en dat het heel moeilijk is om andermans belangen met dezelfde kracht en volharding te behartigen als de eigen belangen. Dat is zeker het geval als deze belangen niet gelijklopen. Dan bestaat de verleiding om het eigen belang voor te laten gaan. Van die verleiding heeft iedereen last, en dat is de praktijk ook zichtbaar.
Als we dus willen dat met ieders belang rekening wordt gehouden, als we willen dat de samenleving weer een thuis wordt voor iedereen, dan moeten de belangrijke, politieke keuzes over de toekomst van de samenleving weer worden genomen op de plaats waar iedereen dezelfde stem heeft: in het parlement. We moeten ons met kracht verzetten tegen het uitbesteden van de belangrijke maatschappelijke keuzes aan belangenorganisaties, ‘tafels’, ‘akkoorden’, rechtbanken en burgerpanels. In dat opzicht hebben wij bij het CDA, blijkens de vorig jaar ingediende motie van mevrouw Mulder, nog een lange weg te gaan om de samenleving echt in het midden te plaatsen…
Dank u wel.