Lezing uitgesproken op 31 augustus 2021 tijdens het politieke café in Doetinchem door Quinten Pluymaekers, Penningmeester van de Stichting Sociale Christendemocratie.
Dames en Heren,
Voor de coronapandemie domineerde stikstof het nieuws. Na de pandemie zal stikstof het nieuws ook weer domineren. En terecht, want stikstof is één van de belangrijkste sturende krachten in onze samenleving. Hierbij vergeleken hebben politici maar weinig in de melk te brokkelen. Politici pleiten voor kleine familiebedrijven, circulaire landbouw, koeien in de wei en boeren die goed integreren in de natuur. Maar of die er ook komen, daar gaan politici niet over. Daar gaat Stikstof over.
Stikstof is dus machtig, en de moeite waard om even bij stil te staan.
Laat ons eerst wat zaken op een rijtje zetten. Ten eerste, het beleidsbepalende stikstof is niet hetzelfde als het scheikundige ‘stikstof’. Het is iets anders. Het stikstof waar we het hier over hebben is een getal, een getal dat uit een rekenmodel rolt.
Tweede belangrijke punt: het rekenmodel is technisch in orde. Daar heeft onlangs de commissie Hordijk nog uitgebreid onderzoek naar gedaan. Het stikstofmodel geeft een goed beeld van de totale stikstofdepositie, dus een goede benadering van het totaal aan stikstofverbindingen dat neerdaalt op een bepaalde plaats.
Tot slot: het rekenmodel, hoewel technisch op orde, is niet geschikt om de gevolgen van één enkele activiteit te berekenen. Het is dus niet geschikt om te bepalen welke gevolgen de verbouwing van een stal of het aanleggen van een weg heeft voor de stikstofdepositie op een gebied. De chemische processen zijn dermate complex, de onzekerheden zo groot, dat op dit niveau geen nauwkeurig rekenmodel te maken valt. Dat is niet alleen mijn opinie, dat is ook de opinie van de commissie Hordijk.
Kortom, we hebben een rekenmodel dat heel redelijk in staat is om de totale stikstofdepositie voor een gebied te berekenen, maar niet in staat is om de invloed van één enkele activiteit te berekenen. En nu mag u raden, waarvoor wij dit stikstofmodel nu juist gebruiken. Inderdaad, voor het berekenen van de stikstofgevolgen van één enkele activiteit. Het getal dat uit zo’n berekening rolt – en dat dus niet waarheidsgetrouw is – bepaalt grotendeels of er voor deze activiteit een vergunning wordt verleend of niet.
Stel u voor dat we op deze manier snelheidscontroles zouden uitvoeren. De maximum snelheid is 100 km/h, maar de onnauwkeurigheid van het flitsapparaat loopt op tot ruim 50%. Deze onnauwkeurigheid, die negeren wij echter gewoon. We doen alsof het flitsapparaat tot cijfers achter de komma de snelheid van voorbij zoevende auto’s kan bepalen.
De gevolgen liggen voor de hand. De ene automobilist, die 70 rijdt, krijgt een boete. Het flitsapparaat zegt immers: 101 km/h. De ander racet met 125 km/h op de linkerbaan voorbij, zonder boete, omdat het flitsapparaat 90 km/h aangeeft. Bij snelheidsboetes pakken we het gelukkig niet zo aan. Bij stikstof wel. En dat is meteen het grootste probleem van het stikstofbeleid. Het is schrijnend onrechtvaardig in individuele gevallen.
Maar dat is nog niet alles. Er is nog een ander probleem. Het stikstofbeleid creëert ook nog een leefomgeving waar niet alleen niemand voor heeft gekozen, maar die eigenlijk ook niemand wil. Om een voorbeeld te noemen: het stikstofmodel houdt niet van koeien in de wei. Deze stoten – in het model – te veel stikstof uit. Dieren opgesloten in megastallen met luchtwassers doen het in het model veel beter. Ander voorbeeld: het model straft boeren die zelf natuur creëren: die krijgen veel minder snel een vergunning. Derde voorbeeld: het model is technisch en juridisch complex. Grote bedrijven kunnen daarmee omgaan, kleine familiebedrijven kunnen zich de kosten van de onvermijdelijke juristen en externe consultants niet veroorloven.
We kunnen dus wel voorspellen hoe onze leefomgeving zich de komende jaren zal ontwikkelen. Het model leidt, haast ongemerkt, tot steeds meer semi-industriële agrarische ondernemingen met koeien in dichte stallen. Het model zorgt ervoor dat familiebedrijven en boeren die doen aan agrarisch natuurbeleid het bestaan moeilijk wordt gemaakt. En over tien jaar vragen we ons verbaasd af waar de leuke, natuurvriendelijke familiebedrijven zijn gebleven.
En als we dat niet willen, wordt tijd dat er iets verandert. In de eerste plaats moeten we niet langer het model voor ons laten kiezen, maar zelf de belangrijkste keuzes maken: wat voor leefomgeving willen wij, en welke prijs willen wij daarvoor betalen. Dat is geen juridisch vraagstuk of een exacte wetenschap. Dat is een politieke keuze, die we gezamenlijk zouden moeten maken. In de tweede plaats zouden we modellen niet moeten gebruiken voor dingen waar ze niet geschikt voor zijn. Niet omdat we ‘tegen de natuur zijn’, of “voor de boeren”, maar omdat onjuist gebruik van modellen juist leidt tot verslechtering van de leefomgeving, tot schijnzekerheid en tot schrijnende onrechtvaardigheid in individuele gevallen. Op de derde plaats moet er bij vergunningverlening een drempelwaarde worden gehanteerd die in redelijke verhouding staat tot de onnauwkeurigheid van het rekenmodel. Zo doen ze het in Duitsland – en zo doen we het bij snelheidscontroles.
Tegelijkertijd kan de stikstofdepositie worden teruggedrongen door activiteiten te normeren: dus door er, in het algemeen, bepaalde eisen aan te stellen. Dat leidt tot een veel effectiever en rechtvaardiger beleid. Een beetje zoals je hardrijden kan tegengaan, ook als je niet over een nauwkeurig flitsapparaat beschikt. Dan ga je niet tòch flitsen met een onnauwkeurig flitsapparaat, maar dan leg je drempels op de weg, voor iedereen. Minder maatwerk, minder elegant, maar eerlijker en effectiever. Die kant zouden we met het CDA op moeten, meer afstand nemen van de modellen, en weer terug gaan naar de politieke afweging, geheel in de geest van Omtzigt.
Maar zover zijn we nog lang niet, want de positie van het CDA in het stikstofdebat kwam de afgelopen jaren vaak niet verder dan de mededeling dat we geen “gedwongen uitkoop” van boeren willen. Maar dat is volstrekt naast de kwestie, want dat verandert niets aan de macht van het model, niets aan onrechtvaardigheid, niets aan de toekomst van onze leefomgeving.
Bovendien is gedwongen uitkoop ten minste eerlijk: er wordt dan duidelijk gezegd dat een boerderij op een bepaalde plaats niet mag. En dat is toch nog altijd beter dan zeggen: je mag gewoon doorgaan met je boerenbedrijf, terwijl je tegelijkertijd dat met allerlei regelgeving de facto onmogelijk maakt. En als de boeren dan uiteindelijk stoppen, dan kun je je handen in onschuld wassen, en zeggen: dat was een ‘eigen keuze’.
Misschien moeten we ophouden met mensen op deze manier mensen ‘eigen keuzes’ te laten maken. Dat geldt voor het CDA, dat geldt ook voor het stikstofbeleid. Misschien moeten we weer zélf kiezen, en over die keuzes open en transparant zijn. Keuzes maken over de toekomst van ons land, álle belangen afwegen en dan het minst slechte alternatief kiezen, dat is de essentie van politiek. En dat is niet iets dat wij aan modellenmakers, juristen of ecologen, en zelfs niet aan de partijtop van het CDA mogen overlaten.