Modellen, stikstof en de verwaarloosde werkelijkheid

Lezing uitgesproken op 17 augustus 2021 tijdens het politieke café in Almelo door Henriëtte van Hedel, Woordvoerder van de Stichting Sociale Christendemocratie.

Dames en Heren,

Niet lang voor de verkiezingen, op 27 februari van dit jaar, hield Pieter Omtzigt op verzoek van onze stichting de lezing “Modellen regeren Den Haag”. Dit was een lezing over de te grote invloed van rekenmodellen op de besluitvorming en hoe dat leidt tot contraproductief beleid.

Het onderwerp is misschien wel een van de belangrijkste politieke onderwerpen van dit moment. Maar het onderwerp is ook technisch en niet geschikt voor een gelikt filmpje. De lezing vergt een half uur lang aandacht en concentratie van de toehoorder.

Desondanks is de lezing meer dan een kwart miljoen keer bekeken en beluisterd. Nog belangrijker: de lezing biedt een visie op een betere manier van omgaan met rekenmodellen, zodat ze geen schade meer aanrichten, maar het beleid verbeteren. Het is, met andere woorden, een politieke boodschap zoals je die in campagnetijd graag ziet: inhoudelijk, doordacht, met een groot bereik onder kiezers en met een hoopvolle en realistische visie voor een betere toekomst.

De commissie Spies lijkt hier anders over te denken. Lezingen zoals deze, daarvoor moet eigenlijk ‘sorry’ gezegd worden. Ze dragen namelijk niet bij aan eenheid in de campagne en het gebrek aan eenheid dat is, zo suggereert de commissie Spies, de belangrijkste reden dat we de verkiezingen hebben verloren.

Maar wat betekent dat nu in de praktijk, meer eenheid? Er zijn maar weinigen die geloven dat meer eenheid had betekend: een campagne met meer diepgang en meer de thema’s van de toenmalige nummer 2 van het CDA. Nee, een campagne met meer eenheid had betekend dat ook Omtzigt, in plaats van inhoudelijke lezingen te geven, een “klapfilmpje” had moeten maken, waarbij hij om de haverklap “nu doorpakken” zou hebben geroepen.
Dat is kennelijk de manier waarop wij in de toekomst de verkiezingen willen winnen. Dat is kennelijk wat het CDA wil zijn. En dat is, met het vertrek van Omtzigt, ook wat het CDA dreigt te worden.

En dat is waar de Stichting Sociale Christendemocratie voor vreest. Want ons land heeft juist nu behoefte aan politiek met meer diepgang en inhoud, aan een betere analyse van de problemen, aan het verder kijken en verder denken in plaats van het reduceren van complexe maatschappelijke problemen tot een eenvoudig dilemma of platitudes: bijvoorbeeld ‘voor of tegen de natuur’ of ‘voor of tegen de boeren’.

Want na tien jaar Rutte zitten we met een groot aantal problemen die maar niet worden opgelost, juist omdat de diepgang en de analyse ontbreekt. Ik zal dat illustreren aan de hand van het natuurbeleid. In principe is iedereen, van links tot rechts, voorstander van een goede en “robuuste” natuur. Maar die goede intentie is duidelijk niet genoeg, want eigenlijk is niemand tevreden met het huidige natuurbeleid, en zeker niet met de gevolgen ervan.
Natuurbeleid is een complex beleidsterrein, waarin veel verschillende belangen moeten worden meegewogen. Daar komt nog bij dat niet iedereen dezelfde visie heeft wat de “natuur”, waar we met zijn allen zo’n voorstander van zijn, precies is.

Mag natuur veranderen? Of willen wij dat natuurgebieden hetzelfde blijven, dat hei nooit verandert in bos, en zandverstuivingen niet in heide. Hebben bossen evenveel “natuurwaarde” als veen, of juist niet? Zowel burgers, als ecologen verschillen onderling van mening en bevechten elkaar hierover in de rechtszaal.

Maar welke “natuur” de beste is, welke natuur we zouden moeten willen, dat is geen juridisch vraagstuk of een exacte wetenschap. Dat is een politieke keuze, die volgt uit onze maatschappijvisie. Dat is niet iets dat we niet aan juristen of ecologen kunnen uitbesteden. Daar zouden we, via het politieke debat, als samenleving gezamenlijk de richting van moeten bepalen.

Maar dat doen we niet. In plaats daarvan hebben we het over stikstof, en dan vooral over het model dat de stikstofdepositie berekent en dat de politieke keuzes voor ons maakt. De hele complexe belangenafweging hoeft daardoor niet meer te worden gemaakt. Er rolt een cijfer uit het model, en dat cijfer bepaalt of iets wel of niet kan. Hoogstens kunnen we hier en daar een kleine correctie aanbrengen, door te salderen of te compenseren, maar het blijft gerommel in de marge, gezeur over de details. De echte baas, dat is het stikstofmodel.

En dat lijkt ideaal, een model dat op basis van objectieve, nauwkeurige maatstaven kan bepalen of iets wel of niet goed is voor de natuur. Het stikstofmodel is technisch op orde, zo blijkt uit het rapport van de commissie Hordijk. Het geeft een goed beeld van de totale stikstofdepositie.

Niets aan de hand, zou je dus denken.

Maar het stikstofmodel gebruiken we niet alleen om de totale stikstofdepositie te berekenen. We gebruiken het ook om de stikstofimpact van een bepaalde activiteit te berekenen, bijvoorbeeld een verbouwing of het buiten laten rondlopen van koeien. Daar is het stikstofmodel, ook volgens de commissie Hordijk, eigenlijk helemaal niet voor geschikt. Daar is ook geen geschikt model voor te maken.

En toch wordt het model juist op deze manier gebruikt. Want de stikstofimpact die het model voor zo’n activiteit berekent, bepaalt grotendeels of er voor deze activiteit een vergunning wordt verleend of niet, en dus ook of de verbouwing door mag gaan en of de koeien naar buiten mogen. Maar wat is daar nu zo problematisch aan? Ik zal dat inzichtelijk proberen te maken met behulp van een vergelijking.

Stel je voor, dat we op eenzelfde manier verkeerscontroles zouden uitvoeren. Dan zou je langs de snelweg een meetstation hebben dat op basis van verschillende factoren goed in staat is de gemiddelde snelheid te berekenen van alle auto’s die op die snelweg rijden. Dit systeem is tegelijkertijd niet geschikt om de snelheid van individuele auto’s te berekenen. De onzekerheidsmarge is in dit geval te groot, en het systeem zit er voortdurend naast, 5, 10 of 20 km/u – of meer -, zowel te hard als te zacht.

Zo’n systeem is dus bruikbaar als je het gemiddelde gebruik van de weg wilt monitoren. Maar als je dit systeem inzet voor het uitdelen van individuele snelheidsboetes, gaat het mis. En dat is precies wat de overheid toch doet. Iedere individuele auto die volgens de berekening ook maar een fractie harder rijdt dan 100 km/u krijgt een boete. Gezien de onnauwkeurigheid van het systeem worden dus voortdurend bestuurders beboet die langzamer dan 100 km/u rijden. Anderen kunnen ongestraft veel te hard doorrijden. En sommige auto’s, die buiten het model vallen, worden helemaal niet gecontroleerd en razen ongestraft met 200 km/u voorbij.

Dat is een vereenvoudigd, maar helaas wel waarheidsgetrouw beeld van hoe we het stikstofmodel inzetten om vergunningen te verlenen of te weigeren. Ik hoef u niet uit te leggen dat dit in individuele gevallen tot zeer onrechtvaardige situaties leidt. Ik hoef u evenmin uit te leggen dat dit het draagvlak voor natuurbeleid ondermijnt.

Maar het gebruik van dit stikstofmodel heeft een nog groter nadeel. Het heeft namelijk een negatieve invloed op de vormgeving van onze leefomgeving en onze natuur. Het stikstofmodel is bij iedere individuele vergunning de belangrijkste toetssteen of iets wel of niet kan, of beter gezegd of iets eenvoudig, of alleen moeizaam kan. Het zorgt voor een bepaald speelveld. De activiteiten die het best passen bij dit speelveld, zullen op de lange termijn overleven, en de activiteiten die minder goed passen bij dit speelveld, zullen verminderen en op de lange termijn langzaam verdwijnen.

Wat er in de politiek ook gezegd wordt over de leefomgeving, het maakt weinig uit. Zolang het stikstofmodel de scheidsrechter is bij vergunningverlening, is het niet het politieke debat, maar het stikstofmodel dat de toekomst van de leefomgeving bepaalt.

We kunnen dus nu redelijkerwijs voorspellen hoe onze leefomgeving zich zal ontwikkelen, als het beleid niet wordt gewijzigd. Het stikstofmodel heeft, zoals ieder model, namelijk zijn voorkeuren. Om een voorbeeld te noemen: het stikstofmodel ziet niet graag dat koeien in de wei rondlopen. Deze stoten in het model veel stikstof uit. Het stikstofsysteem heeft daarentegen weinig bezwaar tegen dieren, opgesloten in megastallen die voorzien zijn van luchtwassers. Je hoeft geen visionair te zijn om te weten welke boerderijen we dus in de toekomst vaker tegen zullen komen. Aangezien het model leidend is, zullen koeien in de wei schaarser worden en gesloten stallen toenemen.

Ander voorbeeld: het stikstofsysteem beloont boeren die zo min mogelijk beschermenswaardige natuur om zich heen hebben. Het bestraft boeren die dat wel hebben. Berucht is de casus van een boer die is overgegaan tot agrarisch natuurbeheer, daartoe pas laat in de zomer zijn weide maait, zorgt voor een evenwichtige bemesting en zo een plaats creëert voor weidevogels. Als beloning is zijn weide aangewezen als stikstofgevoelige natuur, en krijgt hij geen vergunning meer om zijn stal te verbouwen, want dat zou slecht zijn voor de door hem zelf gecreëerde natuur. Iedere boer die al het leven in de omgeving van zijn boerderij zou hebben doodgespoten, zou zo’n vergunning wel hebben gekregen. Dus we weten al welke boeren op de lange termijn makkelijker zullen overleven dan anderen.

Derde voorbeeld: stikstofregelgeving is buitengewoon complex. Hiermee omgaan vereist juridische en technische kennis. Boeren moeten ofwel zelf deskundig zijn op dit gebied, of een dermate grote onderneming drijven dat ze eigen juristen of externe consultants in dienst kunnen nemen. Want die kennen de hoeken en de gaten van het model en van het juridisch kader. Dus het hoeft geen verbazing te wekken wie zich het best handhaaft in het stikstofsysteem, de kleine familiebedrijven of de grote, semi-industriële ondernemingen.

En wie zijn ogen niet sluit, ziet dat deze ontwikkeling al lang gaande is. We pleiten in onze verkiezingscampagne voor familiebedrijven, circulaire landbouw, koeien in de wei en boeren die goed integreren in de natuur. Maar effect heeft het niet, want niet politici, maar modellen regeren Den Haag. En het model is voor koeien in dichte stallen en voor semi-industriële agrarische ondernemingen. Het model is voor boeren die zorgen voor zo min mogelijk natuur in de omgeving, en voor boeren die goed zijn in administratie, regelgeving en modelberekeningen – of ze goed zijn in boeren in harmonie met de omgeving, is minder belangrijk.

Dames en heren,

Ongeveer 30 kilometer hier vandaan, in Denekamp, ligt landgoed Singraven, waar natuur, agrarische gebruik, economische activiteit en recreatie in harmonie samengaan. Het heeft alles waar politici van links tot rechts van zeggen te dromen. De landbouw is circulair en biologisch, er is ruimte voor mensen, en de natuur floreert er. Het is goed rentmeesterschap in de praktijk.

Maar de natuur floreert er dusdanig, dat het landgoed nu op de nominatie staat om te worden aangemerkt als Natura-2000 gebied. En dat zou, in de woorden van de rentmeester zelf, funest zijn voor het landgoed. De nu bereikte harmonie zou verdwijnen en vervangen worden door formalistisch natuurbeleid, door modelberekeningen, door consultants en advocaten, terwijl aan de circulaire landbouw een einde zou moeten komen en de biologische veehouderij haar economische bestaansrecht zou verliezen, als gevolg van de toepassing van natuurbeschermingswetgeving. En dus verzet het landgoed zich met hand en tand tegen een aanwijzing als beschermd natuurgebied, juist omdat het zo hecht aan de harmonie en de natuur.

Een betere illustratie dat er iets fundamenteel mis is met ons natuurbeleid is er niet. En daar gaat niets aan veranderen, zolang wij de modellen het beleid laten bepalen. En dat wist Omtzigt beter dan anderen.

Maar hij heeft de partij verlaten. De vraag is nu, wat voor CDA is het CDA dat is achtergebleven? Wat gaat het CDA de komende jaren doen? Blijft alles hetzelfde? Blijft het bij filmpjes maken, met “nu doorpakken” of “een hele goede morgen”? Blijft het bij soundbites waar niemand tegen kan zijn, dat we voor de natuur zijn en de aarde niet moeten uitputten, terwijl we ondertussen gewoon doorgaan met het huidige beleid zodat we over tien jaar ons verbazen over het feit dat er geen familiebedrijven meer zijn, en er geen toegankelijke natuur meer over is?

Of leren we van onze fouten en nemen we voortaan de andere manier van politiek bedrijven, waarvan Omtzigt de personificatie is, tot uitgangspunt van ons handelen? Durven we ons te verzetten tegen het gebruik van modellen voor taken waarvoor ze eenvoudigweg niet geschikt zijn, zoals bij het stikstofbeleid, ook al komt dat ons op de hoon van de salonpopulisten van D66 en GroenLinks te staan? Durven we tegen de heersende ambtelijke mening in te gaan op een moment dat die leidt tot een leefomgeving of een samenleving die we als CDA niet moeten willen? En durven we te kiezen voor echt rentmeesterschap, en dus te kiezen voor het terugdraaien van de technocratisering en juridisering van het natuurbeleid, ook als dat betekent dat we als politieke partij weer politieke keuzes moeten maken waarvoor we ons moeten verantwoorden, zonder ons te kunnen verschuilen achter formele regelgeving of technische modellen?

Wij hopen van wel. De komende maanden zullen ons leren of dat ook voor de rest van het CDA het geval is.


De denktank van de Stichting Sociale Christendemocratie is bezig met een onderzoeksproject dat moet leiden tot een nieuw stikstofbeleid dat weer leidt tot een harmonie tussen natuur, mens en economische activiteit in plaats van tot juridische strijd, modeldenken en het bestraffen van goed gedrag. Bovenstaande lezing is een weerslag van de uitgangspunten van dit onderzoek. Ben je geïnteresseerd om hieraan mee te werken en kun je vinden in bovengenoemde uitgangspunten? Stuur dan een e-mail naar info@socialechristendemocratie.nl. Vermeld in deze e-mail je specifieke deskundigheid.