Onderstaande reactie artikel verscheen op 15 juli 2021 in Trouw. Het bevat onze officiële reactie op het rapport van de Commissie Spies en is geschreven door de voorzitter en de secretaris van het bestuur van de Stichting Sociale Christendemocratie.
Commissie-Spies had hardere conclusies moeten trekken, want wie gedroeg zich nu feitelijk alsof hij groter was dan de partij?
Het rapport van de commissie-Spies over de mislukte verkiezingscampagne van het CDA bevat stevige kritiek, maar is ook tegenstrijdig. Het spreekt over de noodzaak van diepgang, inhoud en heldere keuzes, maar gaat deze zelf grotendeels uit de weg. Een aantal fundamentele kwesties wordt niet of slechts zijdelings behandeld.
Dat geldt bijvoorbeeld voor de mogelijke invloed van geldschieters op zowel de leiderschapswissel als op de inhoud van de campagne. Een evaluatiecommissie zou geacht mogen worden daarover toch de onderste steen boven te willen krijgen. Een poging daartoe is echter niet gedaan. Tegelijkertijd worden er soms erg snel conclusies getrokken. Aan de constatering dat de CDA-kiezers zijn weggelopen naar partijen op de rechterflank, en de claim dat de digitale campagne (time to WOP some ass) een succes was, ligt een magere en daardoor weinig overtuigende onderbouwing ten grondslag.
Daarbij laat het rapport in het midden wie verantwoordelijk was voor belangrijke koerswijzigingen. “Er ontstond druk op Wopke Hoekstra om kandidaat-lijsttrekker te worden en op Pieter Omtzigt om deze keuze te steunen”, zo vermeldt het rapport. Maar uit welke hoek kwam deze druk? Was dit het bestuur, of de businessclub, of iemand anders? We mogen ernaar raden.
Het ‘merk Wopke’
Dat geldt evenzeer voor de beweegredenen om na het terugtreden van De Jonge de voorkeur te geven aan Hoekstra, en niet aan Omtzigt. Wie besloot daartoe en vooral waarom? Gebeurde dat vanwege Hoekstra’s inhoudelijke koers, of bijvoorbeeld zijn persoonlijkheid? Dat blijft in het ongewisse. De druk ‘ontstond’, en daar blijft het bij, alsof het een natuurverschijnsel was.
Ondanks deze lacunes schetst de commissie een onbarmhartig beeld van de campagne die volgde op de leiderschapswisseling. Nog voordat Hoekstra’s kandidatuur ter goedkeuring aan de leden is voorgelegd, begint het team rondom de nieuwe kandidaat-lijsttrekker aan een volledige verbouwing van de campagne en eigenlijk ook van het profiel van het CDA. Het bestaande campagneplan wordt weggegooid en met behulp van externen wordt een nieuwe campagne ontworpen. De inhoudelijke boodschap wordt gewijzigd.
De ‘focus’ wordt nu gelegd op ‘het merk Wopke’. Ook worden er allemaal personen ‘die minder bekend zijn met en binnen de partij’ aan het campagneteam toegevoegd. Belangrijke campagnebeslissingen worden buiten de officiële kanalen om genomen. Binnen de organisatie weet niemand meer wie welke beslissingen neemt.
‘Nieuwe inhoudelijke slag’
Het verkiezingsprogramma wordt door de beoogd lijsttrekker aangepast, op een wijze ‘die schuurt met het democratische proces dat wij binnen de partij kennen’. Hierbij wordt de verhoging van het minimumloon geschrapt en het traditionele standpunt van het CDA over de vrijheid van onderwijs gewijzigd. De campagneslogan Zorg voor elkaar wordt ingeruild voor het Nu doorpakken, een slogan die volgens het rapport niet alleen niet onderscheidend is, maar ook ‘te ver afstaat’ van het CDA-gedachtegoed. Dit alles leidde tot een ‘nieuwe inhoudelijk inslag’ en een ‘aanpassing’ van het ‘profiel van het CDA’, maar niet tot verkiezingswinst.
Hoewel het rapport van de commissie-Spies in de media terecht ‘hard’ wordt genoemd, zijn de conclusies omfloerst en slechts in algemene bewoordingen gegoten: ‘gebrek aan regie, interne strijd en het eigenbelang stellen boven het belang van het team CDA’ veroorzaakten het verlies van de verkiezingen. In dat kader ‘geeft de commissie mee’ dat ‘niemand groter is dan de partij’.
De vraag is nu hoe we deze conclusie moeten interpreteren. Interim-partijvoorzitter Marnix van Rij en zijn adviseur Ank Bijleveld hebben zich de afgelopen maanden herhaaldelijk in vergelijkbare bewoordingen uitgelaten ten aanzien van Pieter Omtzigt. Hem werd verweten dat hij zich niet kon of wilde neerleggen bij de gang van zaken binnen het CDA. Ook de commissie suggereert dat vooral Omtzigt zich deze kritiek mag aantrekken. Maar als je het rapport goed leest en alles op een rij zet, kun je ook een andere conclusie trekken. Want wie gedroeg zich nu feitelijk alsof hij groter was dan de partij?
Gedachtegoed
Was dat degene die op zijn eigen, wellicht wat eigenwijze manier dezelfde inhoudelijke boodschap bleef verkondigen als hij de afgelopen zeventien jaar heeft gedaan? Was dat degene die campagne voerde voor de versterking van de rechtsstaat, voor rechtvaardigheid en inspraak voor iedereen, voor het herstel van de verhouding tussen overheid en burger, en dus met een boodschap die – in ieder geval wat ons betreft – doordrenkt is van het christendemocratische gedachtegoed?
Of was dat degene die kort voor de verkiezingen nog snel een groot aantal zaken aan zijn eigen inzichten liet aanpassen, grotendeels buiten de partijorganisatie om, van de huisstijl en de campagneslogan tot de inhoud van het verkiezingsprogramma en de samenstelling van het campagneteam? Was dat degene wiens aanpassingen resulteerden in een ander profiel voor het CDA en een andere campagne die (ook volgens de commissie-Spies) slechts beperkt aansloot bij de traditionele CDA-boodschap?
Voor degenen die de ‘partij’ voornamelijk gelijkstellen met de keuzes die worden gemaakt door de personen die er feitelijk de dienst uit maken, zal het antwoord anders luiden dan voor degenen die de ‘partij’ in de eerste plaats vereenzelvigen met de christendemocratische traditie.
Het is nu aan de leden om op het aanstaande congres deze fundamentele vraag te beantwoorden, die de toekomst van het CDA zal bepalen.